Ik vond net een gedicht terug uit één van de blogsprookjes vd afgelopen jaren. Het sprookje ging over Cootje en Cordula, twee hofdames uit een 18e eeuws kasteel, die tijdelijk in onze flat waren neergestreken. Zodat ik op ludieke wijze lucht kon geven aan 'bepaalde ervaringen' met de dorpsautoriteiten.
In de hoge Hoppelter
toren
is het alles behalve
saai
je kunt er alles horen
stampen schreeuwen
boren
en menig valse kraai
zorgt ook voor veel
lawaai
De buurman van nummer
acht
hield van lekker eten
hij kookte dag en nacht
altijd pruttelde er
iets zacht
tot hij zijn pannen was
vergeten
dat heeft de brandweer
wel geweten!
Onder hen woont een
gezin
die altijd heel hard
vloeken
zo nijdig zijn ze, als
een spin!
Maar Cordula hield zich
netjes in
die las veel liever
boeken
om mooie woorden in te
zoeken
De bovenburen in de
toren
houden alles in de
gaten
ze mogen graag de
roddels horen
en kunnen zich aan
alles storen
maar over hen mag
niemand praten!
want alleen zij nemen de
maten!
Die waren dan ook heel
netjes
in tegenstelling tot de
rest
ze aten met servetjes
hun huis was zonder
smetjes
en van heel het
noordelijk gewest
roken zij het allerbest
En vergeet niet meneer
van Lillen
die bespeelde de midwinterhoorn
Alle meubels stonden te
trillen
het was echt om van te
gillen
In de hoge Hoppelter
toren
toeteren elke dag je
oren!
Maar Cordula en haar
Cootje
zijn gelukkig met zijn
twee
die kunnen tegen een
stootje
en anders nemen ze een
bootje
voor een tochtje over
zee
met alleen een grote
koffer
vol leuke kinderboeken
mee!